’T HARDE – Vanaf de Knobbel heb je een schitterend uitzicht over de Veluwe en bij helder weer zie je de glinstering van het water in het Drontermeer bij Elburg. Bovenop de zestig meter hoge heuvel liggen de vier paviljoens van het Artilleriemuseum. De moeite waard van een bezoek maar ook een leuke plek om een kinderfeestje te houden zo ervaren wij tijdens ons bezoek. De kinderen mogen zich even militair wanen en zich verkleden in een militaire outfit. Maar ook worden geschminkt en krijgen ze een film te zien over het militaire leven. Wie dat wil kan ook nog kiezen voor een speur- of kanonnentocht.
De artillerie heeft een rijke geschiedenis. De tijd dat de eerste werktuigen waarmee brokken steen en andere projectielen over een grote afstand richting de vijand konden worden geslingerd ligt lang achter ons. Wie de Bijbel kent weet het verhaal van David die een door God gestuurde steen in het voorhoofd van Goliath gooide en de reus daarmee dode. De katapult werd ooit gebruikt bij de belegering van steden en forten. Met de komst van het buskruit vanaf het midden van de veertiende eeuw werd de afstand welke kon worden overbrugd groter. Uit die tijd stammen de eerste kanonnen, mortieren en granaten.
Pas aan het eind van de negentiende eeuw werd het achterlaadgeschut ontwikkeld. Hiermee kon sneller worden geladen en geschoten. In combinatie met ‘trekken en velden’ kon ook nauwkeuriger worden geschoten. Ook begon mobiliteit een steeds grotere rol te spelen. De ontwikkeling van de rijdende artillerie, aanvankelijk met paarden en later gemotoriseerd heeft een grote invloed gehad op het optreden van de artillerie.
Centraal binnen de geschiedenis van de artillerie staat Sinte Barbara, schutspatrones van de artilleristen en mortierristen. Omdat het werken met kruit en vuur niet zonder gevaar was, had men sterk de behoefte aan de verering van een heilige ter bescherming, een verschijnsel dat in de late Middeleeuwen als normaal werd gezien. Later overgenomen als een non-religieuze traditie. Sinte Barbara werd kennis van springstoffen toegeschreven en zij zou in staat zijn muren te splijten. De schutspatrones is herkenbaar door de afbeelding met een toren, later geïnterpreteerd als symbool voor de opslagplaats van springstoffen.
In het museum wordt een beeldend overzicht gegeven van de ontwikkeling van de artillerietechniek. Voorbeelden van geschut en munitie door de eeuwen heen. Maar ook informatie over de artillerie eenheden en hun operationele inzet. De kleding wisselde door de eeuwen heen wat tot uiting wordt gebracht door de fraaie uniformen welke werden gedragen. Tot de verbeelding spreken de diorama’s die een beeld schetsen van historische situaties.
In de voormalige fietsenloods van het ASK is de geschiedenis van de artillerie te zien van voor 1900. Het wachtgebouw herbergt nu een kleine verzameling wapens van vesting-pantserfort- en kustartillerie. In wat ooit de keuken en de was- en badinrichting was staan nu de artilleriewapens uit de eerste helft van de twintigste eeuw en wordt aandacht geschonken aan het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger). Hier is ook de expositie te zien over de meidagen van 1940.
Het voormalige lesgebouw dat tevens diende voor de legering van militairen is aan de buitenkant geheel gerenoveerd. Tijdens de renovatie van het dak zijn een getrokken M114 en een AMX-PRA naar binnen getakeld. Vrijwilligers van het museum hebben de lokalen opgeknapt. Hier is de geschiedenis van de Veldartillerie van 1950 tot vandaag de dag geëxposeerd. Het is ook het gebouw waar zich in 1983 een drama afspeelde door het ontploffen van een mortiermijn. Zeven militairen in de leeftijd van 18 tot 22 jaar verloren hierbij het leven. Voor hen is een herinneringskamer ingericht.
Het museum is tevens voorzien van een rijk gevuld documentatiecentrum. Dat is gevestigd in een gebouw dat oorspronkelijk was bedoeld voor de verpleging van lijders aan een besmettelijke ziekte. Ook is er een museumwinkel met een uitgebreid assortiment met traditie artikelen. Sommige artikelen zijn alleen in het museum verkrijgbaar en niet op andere wijze. De artikelen lopen uiteen van de wapendas van de artillerie tot Barbara’s kruidenbitter en van miniatuur voertuigen tot bouwpakketten.
Het museum wordt gerund door, zo zegt Sietske Koelink rond de zeventig vrijwilligers. Onder meer is er een ploeg die zich inzet voor het onderhoud aan voertuigen die nog worden gebruikt tijdens onder meer de veteranendag. Een deel van deze voertuigen is zaterdag 18 april te zien tijdens een defilé door Nunspeet. Maar ook kent men bijvoorbeeld een schoonmaak- en een onderhoudsploeg. Twee mensen dragen zorg voor de uniformen en poppen. De uniformen gaan eenmaal per jaar de ijskast in om beestjes te doden.
Het aantal vrijwilligers dat ooit dienst heeft gedaan bij de artillerie is overigens maar beperkt, zo zegt luitenant-kolonel buiten dienst Harry Konings uit Nunspeet. Zij zijn vooral betrokken bij de rondleidingen. “Je moet wel bij de artillerie hebben gediend om alle vragen te kunnen beantwoorden”, zo zegt hij. Koelink: “De bezoekers krijgen in eerste instantie te maken met het receptiepersoneel, dat is het visitekaartje. Ik heb ook regelmatig een bijeenkomst met hen. Zij maken ook de afspraken. Vroeger was dit veelal per telefoon maar nu steeds meer per email.”
Het museum is een semi militaire instelling en van de commandant veldartillerie. Dat is ook de reden, zo zegt Konings, dat het is gevestigd op militair terrein. “Waarbij wij gebruik kunnen maken van gebouwen die ook nooit mogen worden afgebroken. Om een museum te zijn moet je een vaandel bezitten en gekoppeld zijn aan een regiment.” Het museum heeft een officiële registratie. Formeel wordt er gesproken over de Historische Collectie Korps Veldartillerie.
Er bestaan al jaren contacten met het onderwijs in Elburg waardoor jaarlijks meerdere groepen drie en vier van basisscholen naar het museum komen. Ook zijn er inmiddels contacten met Nunspeetse scholen. Voor de Elburgse scholieren is er een leskist waardoor ze zich op school al een uur tot anderhalf uur kunnen voorbereiden op het bezoek. Indien mogelijk ziet Konings het bezoek van scholen ook uitgebreid tot het middelbaar beroepsonderwijs.
Het ASK doet nog steeds dienst als oefenterrein. Dat maakt dat wie het artilleriemuseum wil bezoeken een legitimatie moet afgeven bij de wacht. Daarvoor in ruil ontvangt men een tijdelijke bezoekerspas. Bij het verlaten van het terrein kan de pas weer worden ingeleverd.
Het museum is toegankelijk voor minder-validen. Rolstoelen en elektrische rolstoelen zijn toegestaan. Alle museumzalen zijn ook toegankelijk per rolstoel. Het museum nodigt uit tot het maken van foto’s. Dat mag maar alleen zonder het gebruik van een flits of statief. Ook mag er niet worden gefotografeerd voor commerciële doeleinden. Twee gebouwen van het museum is voorzien van gratis wifi.
Door Wijnand Kooijmans
Foto’s Bram van de Biezen