De tweede ouder die een lange afspraak voor mijn spreekuur gemaakt heeft om over zijn kinderen te praten, is Henk. Henk is 74 jaar, hij is al jaren getrouwd met Winnie. Winnie is jong weduwe geworden en zij heeft uit dat huwelijk 2 dochters. Toen zij met Henk trouwde, beschouwde Henk haar kinderen als zijn eigen kinderen. Voordat hij met Winnie trouwde, heeft hij uit een stukgelopen huwelijk een dochter en een zoon.
Zijn afspraak is tweeledig, had hij tegen de assistente gezegd. Hij komt allereerst voor een injectie Zoladex in het kader van zijn behandeling van zijn prostaat kanker. Die ga ik in zijn buikhuid zetten, zoals ik dat al vaker bij hem gedaan heb. Ondertussen babbelen we over de beginnende lente en hoe het met hem en zijn gezin gaat. Daar wil hij vandaag nou juist over praten. Hij maakt zich zorgen over zijn kinderen. Ik vraag aan hem wie hij bedoelt. Voor mij kan het gaan over zijn eigen kinderen maar ook over zijn bonuskinderen.
“Ah ja, nu begrijp ik je”, zegt hij. “Nee met Ramona en Joanne heb ik goed contact, die zijn voor mij mijn kinderen.” Ik kijk even schuin naar hem om zijn gezicht te peilen.
“Over wie wil je het dan hebben?” vraag ik. “Mijn eigen kinderen, je weet wel Willie en Robbie.” “Oké en waar zit je dan mee?”, vraag ik.
“Nou ja, wat ze van hun leven gemaakt hebben. Neem nou Willie, die woont sinds haar huwelijk met Jan in Nijmegen. Ik zie haar niet veel. Ze leeft haar eigen leven, ze was getrouwd met Jan. Ik zeg nadrukkelijk “wás”, want ze zijn een aantal jaren geleden gescheiden. Maar ja, dat huwelijk was gedoemd om te mislukken, zeg ik je; hij was stads en niet kerkelijk en toen heeft ze hem gevolgd. Ze hebben 2 kinderen, maar die zie ik nauwelijks. En sinds haar scheiding leeft zij met iemand samen. Dat vind ik niks; dat kan ik tegen jou wel zeggen.”
“Aja, Willie ja, sinds zij verhuisd is, heb ik haar niet meer gevolgd”, zeg ik.
“Wat een verhaal, Henk. Ik kan me voorstellen dat je dat moeilijk valt en je bezig houdt. Denk je dat ze gelukkig is met haar nieuwe liefde?”
Hij kijkt me boos aan: “Dat weet ik niet en ik weet niet of ik dat wil weten.”
“Hm”, mompel ik.
“En hoe is het dan met Robbie, omdat je zei dat je beide kinderen je zorgen geven?”, vraag ik.
“Robbie? Die heeft het niet veel beter gedaan. Trouwens dat weet je wel, want zowel hij als zijn ex zijn toch bij jullie?” zegt hij. Ik knik alleen.
“Ook hij is gescheiden. Gelukkig hadden ze geen kinderen, die eronder kunnen lijden”.
“Ach, Henk, wat kan ik hierin voor je betekenen?” vraag ik hem.
“Ik wilde even als een oude bokkige man mijn zorgen bij je kwijt; je hoeft alleen maar even naar me te luisteren”.
Ik knik, dat doe ik ook.
Als hij weg is, denk ik bij mezelf: “Hoe zou hij eigenlijk op zijn eigen leven terugkijken? Hij was toch ook gescheiden”.
John en Carolien Polderman – Götte, huisartsen