Rond de meidagen denk ik altijd terug aan de bange dagen van mijn ouders. Zij maakten het Bombardement Rotterdam 14 mei 1940 van dichtbij mee. Zij ondervonden aan den lijve wat het was om alles om je heen verwoest zien worden door het onmenselijke bombardement van de Duitsers. Hier hun verhaal.
In de kelder bij onweer
Pas jaren later begreep ik waarom mijn moeder zo bang was, als het hevig onweerde. Mijn moeder nam ons dan mee naar de kelder. Daar wachtten we onder de trap tot de bui voorbij was. Ze had ook een hekel aan oudjaar.
Ze praatte er nooit over. Als het ’s nachts onweerde en we sliepen, dan maakte ze ons wakker. Samen zaten we in de kelder tussen de weckflessen en de Keulse pot met zuurkool. Slechts een kaarsje verlichtte onze gezichten. Wij kinderen vonden het spannend. Maar in het spaarzame schijnsel zag ik de angst van mijn moeder op haar gezicht.
Mijn vaders’ nieuwsgierigheid was groter dan zijn angst. Meestal stond hij te kijken voor het raam naar het natuurverschijnsel.
“Het trekt al weg”, riep hij naar ons en telde weer hardop.
Mijn moeder schrok bij elke donderslag.
Uiteindelijk, als het echt weg was, mochten we weer naar bed.
Getrouwd in Nunspeet
Op 5 april 1940 trouwden mijn vader en moeder in het Veluwse Nunspeet. Mijn vader was toen sergeant-majoor wegens de mobilisatie. Hij was gelegerd in Rotterdam, dichtbij het Witte Huis. De hele uitzet en wat meubels gingen naar Rotterdam, waar het pasgetrouwde stel een bovenwoning betrok dichtbij de Maasbruggen. Ze waren gelukkig. Maar de oorlogsdreiging wierp zijn schaduw vooruit. Overdag was mijn vader meestal weg en bleef mijn moeder alleen achter in die vreemde omgeving. Hij werkte dan vooral als administrateur bij zijn eenheid.
Vanaf 10 mei, toen de Duitsers ons land binnenvielen, werd hij eveneens ingeschakeld bij de verdediging van Rotterdam. Zijn eenheid had de opdracht de Maasbruggen te verdedigen tegen de aanvallen van de Duitsers. Dagelijks kreeg hij zes kogels voor zijn pistool.
Op zijn vraag aan zijn meerdere kolonel Scharroo wat te doen als de munitie op was, kreeg hij het antwoord: ‘Dan gooi je na 6 keer geschoten te hebben het pistool naar de Mof.’
Het waren onwezenlijke dagen om ’s morgens je geliefde een ‘tot vanavond’ te wensen, terwijl het goed mogelijk was geweest, dat ze elkaar nooit meer terug zouden kunnen zien.
Het Bombardement
Op 14 mei om half twee die middag vielen de eerste bommen op Rotterdam. Mijn moeder, die alleen was in haar bovenwoning, werd op tijd gewaarschuwd door de buren. Snel pakte ze wat spullen in een koffer en verliet het appartement. Het was een hels kabaal, als er weer een bom viel. Het geraas van de vliegtuigen deed haar hevig trillen. Enkele ogenblikken later was van hun straat niet veel meer over dan een hevig brandende puinhoop.
Hard lopend, soms strompelend, met een koffer, die steeds leger werd en die ze tenslotte maar liet liggen, dwaalde ze door de puinhopen samen met de buren. Uiteindelijk vielen er geen bommen meer. Gelukkig vond ze onderdak bij een collega van mijn vader. De volgende dag kwam hij ook, besmeurd, met schrammen in het gezicht en op de handen boven water.
Terug naar Nunspeet
Op 18 mei 1940 verlieten ze met alleen de kleren die ze aanhadden Rotterdam. Uiteindelijk kwamen ze na een lange reis aan in Nunspeet. Alles waren ze kwijt, maar het belangrijkste hadden ze: hun leven en elkaar.
Liefdevol werden ze opgevangen door de ouders van mijn moeder en woonden daar enkele maanden, voordat ze een eigen huisje kregen, aan het Groenelaantje en later aan de F.A. Moulijnlaan.
Maar ook in Nunspeet bleven ze niet verschoond van bombardementen. De voor de Duitsers belangrijke spoorlijn Zwolle-Amersfoort werd toen regelmatig getroffen door geallieerde bommen. Het bleef mijn moeder ernstig parten spelen. Ook toen was ze vaak alleen met haar jonge kinderen, omdat m’n vader zijn best deed om voor eten te zorgen. Tenslotte werd haar vader ook nog eens in kamp Vught opgesloten.
In de oorlogsjaren die daarop volgden werden mijn drie oudste broers geboren. Mijn zus en ik zijn echter babyboomers en zagen het levenslicht in 1947 en 1949.
Een engel op hun schouder
Vreemd en bijzonder is het wel. Als mijn ouders niet zoveel geluk hadden gehad, was ik er niet geweest, evenmin mijn broers en zus. Het Bombardement Rotterdam 14 mei 1940 heeft ook ons gezin ‘geraakt ‘.
Mijn moeder, Adrie van Heiningen – Coeleman, die altijd voor ons klaar stond, is nooit van die angsten afgekomen. Ze vertelde er weinig over, alsof ze zich schaamde.
Oordeel dan ook niet over anderen, als iemand bang is, teruggetrokken of stil is. De reden kan juist heel bijzonder, of traumatisch zijn. Toon liefde, geduld en hulp. Ik ben dankbaar, dat ik er mag zijn en dat ik zulke ouders heb gehad. In mijn gedachten zal ik altijd van hen blijven houden.
Pieter van Heiningen, Putten 2020